Het
Malawi meer
Het Malawi meer, op acht na het grootste meer ter wereld, is ongeveer 600 km lang en op sommige plaatsen 80
km breed. Het heeft een maximale diepte van 700 m en de waterspiegel ervan ligt 472 m boven het zeeniveau. Het meer beslaat
een oppervlakte van 31000 km2 en het wordt begrensd door drie landen. Het grootste deel behoort
toe aan de staat Malawi. Twee belangrijke eilanden, Likoma en Chizumulu, liggen in Mozambiquaanse wateren, maar zij behoren
toch tot Malawi.
De zuidoostelijke wind ( de Mwera ), die vooral tijdens
de droge tijd van juni tot augustus waait, veroorzaakt in het zuidelijke deel van het meer een opstijging van de koudere waterlagen.
Daardoor zakt de temperatuur aan de
waterspiegel tot 20 graden. Tijdens de regentijd ( november tot april ) kan de temperatuur van het water in beschut gelegen
baaien oplopen tot boven de 30 graden. De gemiddelde temperatuur schommelt echter tussen de 23 en 28 graden. De
pH, de zuurtegraad, varieert van 7,8 tot 8,5. Deze variatie wordt veroorzaakt door het koolzuurgehalte van het water.
In
de brandingszone is de uitwisseling van gassen optimaal en daar
zal de pH waarde hoger zijn dan in de beschutte baaien en de dieper gelegen waterlagen. De geleidbaarheid schommelt tussen
de 200 en 260 microSiemens.
Meer dan 600 soorten cichliden komen
voor in relatief ondiep water. Naar verwachting komen er in de diepere waterlagen nog 250 tot 300 soorten cichliden voor,
maar daarvan is een groot deel nog niet beschreven. Deze 850 soorten vormen slechts een fractie van het aantal soorten die
het meer in de loop der tijden bevolkt hebben.
De oever van het meer kan in 3 types worden opgesplitst.
Een vierde tot een derde deel ervan is rotsachtig, terwijl het resterende deel grotendeels zanderig is. Het derde type komt
voor bij de mondingen van rivieren. Daar treffen we moerassige en met riet bedekte gebieden aan. Deze oevertypes wisselen
elkaar voortdurend af en deze afwisseling speelde en speelt nog, een belangrijke rol in de soortvorming van de cichliden van
het Malawi meer.
Het
Tanganyika meer
Het
Tanganyika meer lijkt qua vorm en grootte op het Malawi meer, alleen is het aanzienlijk dieper ( tot 1500 m ). Dat maakt voor
de visfauna echter niets uit, want ook hier is alleen in
de bovenste waterlagen voldoende zuurstof aanwezig om hoger dierlijk leven mogelijk te maken.
In het Tanganyika meer vindt men ook ongeveer dezelfde biotooptypen als in het Malawi meer. Rotsoevers wisselen
af met rolsteengedeelten, zandbodems met slikkige gronden, alle mogelijke overgangsvormen komen voor en zetten
zich tot in het diepe water voort.
Planten spelen in het meer geen rol van betekenis. Men vindt ze in hoofdzaak
bij riviermondingen en in ondiep water met weinig golfslag. Ceratophyllum, Myriophyllum en Potamogeton groeien in de bodem verankerd, Azolla en Najas zijn drijfplanten.
Azolla |
|
Najas |
|
potamogeton |
|
myriophyllum |
|
ceratophyllum |
|
|
Ook in het Tanganyika meer zijn de cichliden de soortenrijkste groep vissen, met meer dan 200 bekende soorten.
Maar anders dan in het Malawi meer en het Victoria meer bestaan hier veel verschillende typen van cichliden, die door hun
aanpassingen aan het milieu, hun voedings-, en voortplantingsstrategieën en natuurlijk hun uiterlijk aanzienlijk van elkaar
verschillen.
Het water van het Tanganyika meer
is harder en basischer dan dat van de andere Oost Afrikaanse meren. De pH van het water in het Tanganyika meer ligt bij een
waarde van 9, maar in het aquarium kunnen ze heel goed worden gehouden en ook gekweekt bij een pH van 7,5. In het meer wordt
een carbonaathardheid van 16 KH gemeten, een waarde die door menig leidingwaterbedrijf wordt gehaald of zelfs overschreden.
De temperatuur in het meer varieert tussen de 23 en 29 graden. In het aquarium kan men beter permanent 25 of 26 graden aanhouden.
Het Victoria meer
Het
Victoriameer beslaat een gebied zo groot als Beieren, maar is nergens veel dieper dan 100 meter diep. Het bijzondere van de
ruim 400 hier levende cichliden is hun nauwe verwantschap.
Ze worden dan ook haast allemaal tot hetzelfde geslacht Haplochromis gerekend en ze hebben zich nog maar betrekkelijk kort
geleden ( het meer was ongeveer 12500 jaar geleden nog
helemaal uitgedroogd ) uit een gemeenschappelijke voorouder ontwikkeld.
Enkele
decennia geleden heeft men echter de Nijlbaars ( Lates sp. ), een roofvis die wel 2 meter lang kan worden, in het Victoriameer
uitgezet, om de eitwitverzorging van de plaatselijke bevolking te verbeteren. Dat leidde tot een
golf van uitstervingen. De laatste twintig
jaar heeft de Nijlbaars zich sterk vermeerderd en een groot deel van de oorspronkelijk in het meer voorkomende kleine cichliden
totaal uitgeroeid.
De
diverse Haplochromis - soorten verschillen vooral door de plaatsen waar ze zich bij voorkeur ophouden en ook door de
wijze waarop ze hun voedsel vergaren. Verder
zijn de mannetjes heel verschillend en ook vaak bont gekleurd. Toch ziet men deze vissen maar zo nu en dan in
de handel en ook niet in veel soorten. Wel
is de belangstelling voor deze bonte en eigenlijk eenvoudig te houden vissen in de laatste jaren wat toegenomen.
|
|
|
|
|
|
|
|